vrijdag 24 december 2010

*** Maria Parr Tonje en de geheime brief

Vandaag in de kerstspecial van de Boekenbijlage van de Volkskrant: mijn bespreking van Tonje en de geheime brief. Ik vind dat deze schrijfster zeer terecht is bejubeld om haar debuut, maar in haar tweede boek behoorlijk teleurstelt. Ik zie het stuk maar niet online komen op de Volkskrant dus daarom publiceer ik het nu hier. Hoop later nog een gewone link te plaatsen.

Feel-good kerstvakantieboek komt niet van de grond

De jonge Noorse schrijfster Maria Parr (1981) debuteerde vijf jaar geleden indrukwekkend met het tegendraadse en gevoelige De avonturen van Olle en Lena, spelend op het Noorse platteland. De knappe Nederlandse vertaling kreeg zeer terecht een Zilveren Griffel. In eigen land werd het boek ook bekroond. Kranten omschreven haar jubelend als de nieuwe, Noorse Astrid Lindgren. Haar nieuwe kinderboek maakt die hoge verwachtingen echter niet waar.

Tonje en de geheime brief begint als een heerlijk, sneeuwrijk kerstvakantieverhaal over een dondersteen met Pippipotentie. Tonje is het enige kind in het Glimmerdal en zet daar de boel regelmatig op stelten, samen met haar peetvader, de oude knorrige Gunnvald. Iedereen in het dal is gek op haar, behalve Klaus Hagen, de nieuwe eigenaar van de stiltecamping midden in het dal die de rol van slechterik met verve speelt.

Parr schrijft de eerste hoofdstukken niet onverdienstelijk op, in een gedragen, hier en daar wat negentiende-eeuws aandoende stijl met aanstekelijke natuurbeschrijving en een soms best vermakelijke alwetende verteller die zich overal mee bemoeit. Het heeft daardoor inderdaad wel iets van haar grote voorbeeld weg.

Maar Astrid Lindgren is niet zomaar een schrijfster van klassiekers geworden. Zij voelde, net als alle grote kinderboekenauteurs uit haar generatie, feillos aan wat aan een goed kinderboek nooit mag ontbreken: een soeplepel lach, een soeplepel traan en twee soeplepels actie. En dat zijn nu net de elementen die Parr in Tonje en de geheime brief maar niet weet te doseren.

Waar in de boeken van Lindgren het avontuur op de tweede bladzijde al in volle gang is, komt Tonje en de geheime brief hortend en stotend op gang en lijkt de eerste helft van het boek helemaal nergens heen te gaan. Tonje test een slee, zingt keihard liedjes bij de stiltecamping en haalt tabak voor Gunnvald. Die struikelt over de koffiepot, breekt zijn been en denkt meteen dat hij doodgaat. Daarom schrijft hij een familielid dat door bijna iedereen in het Glimmerdal vergeten is. Terwijl hij in het ziekenhuis ligt leest Tonje Heidi, die andere kinderboekenklassieker waar Parr kennelijk erg van houdt. Waarom is niet duidelijk, maar de lezers krijgen een vrij volledige samenvatting van dat boek.

Tussendoor maakt Tonje zich de hele tijd druk om dingen die maar niet echt indruk willen maken. Ze is boos op Klaus Hagen, ontroerd door het vioolspel van Gunnvald en verontwaardigd over een jongetje dat zomaar met haar vecht. Parr schrijft al die gevoelens op in een steeds meer geëxalteerde stijl, met zinnen als: “‘Takkenwijf dat je er bent!’, brult Tonje zo hard dat het gebulder van de rivier erbij verbleekt tot een fluisterspelletje.”

Het lijkt wel alsof ze met heftige woorden een spanning op wil bouwen die er in verhaal niet is. De tekst kakelt steeds harder, in alle toonaarden die schrijfster ter beschikking staan, vol botsende metaforen, uit de bocht vliegende hyperbolen en vertragende observaties waar je als lezer niet veel wijzer van wordt; ze helpen het verhaal geen meter verder en maken de personages geen centimeter minder oppervlakkig.

Bijna onvoorstelbaar dat dit dezelfde schrijfster is als van die knappe, sprankelende zinnen in De avonturen van Olle en Lena (2007). Maar het is iets dat helaas wel vaker gebeurt met succesvolle debutanten. Ze hebben in alle rust aan hun debuut kunnen schaven, maar die rust niet hebben gekregen of genomen voor het vervolg.

Een paar maanden kritiekloos buffelen achter de laptop: daar krijg je van dat oeverloze schrijfcursusgeleuter van. In dit boek is een volwassene aan het woord en geen echt, levend kind. Wie niet al te veeleisend is kan er een sympathiek feel-goodboek voor de kerstdagen in zien, maar meer ook niet.